Deze fietsroute voert langs een prachtig veenweidegebied waar vogels als de grutto en tureluurs broeden. De fietsroute loopt ook langs het Fort bij Spijkerboor. Dit is het grootste en het modernste fort van de stelling van Amsterdam. In bezoekerscentrum de Poelboerderij kun je uitgebreide informatie krijgen over het Wormer- en Jisperveld.
Het Wormer- en Jisperveld behoren tot de rijkste weidevogelgebieden van Europa. Vooral de Schaalsmeerpolder staat bekend om het grote aantal grutto’s, tureluurs en scholeksters, dat er broedt. Deze fietsroute van 27 km komt ook langs een aantal forten.
Fort bij Spijkerboor
Fort bij Spijkerboor is het grootste en modernste fort van de Stelling van Amsterdam: de tussen 1880 en 1913 gebouwde verdedigingslinie rond de hoofdstad. Het onder water zetten van land (inundatie) was daarbij het belangrijkste wapen om een vijand tegen te houden. Een ring van forten achter de inundatiezone moest voorkomen dat vijandelijke troepen via bevaarbaar water of begaanbare hoogtes zouden oprukken. Het knooppunt van kanalen en dijken bij Spijkerboor was een duidelijke zwakke plek in de Stelling. Vandaar dat er ook een extra groot en sterk fort is gebouwd met twee verdiepingen en een gepantserde draaikoepel met kanonnen. Hoe het imposante fort er van binnen uitziet en hoe het in tijden van oorlog en vrede gebruikt werd, kun je ondervinden op een speciale excursie.
Fort aan de Jisperweg / Fort aan de Middenweg
Fietsend langs de dijk kom je langs enkele bosjes die sterk opvallen te midden van het open, strak verkavelde land van De Beemster. Het zijn de met wilgen en populieren en meidoorn begroeide wallen van Fort aan de Jisperweg en Fort aan de Middenweg. Twee kleine forten van de Stelling van Amsterdam die Natuurmonumenten als natuurgebied beheert. Het fort aan de Jisperweg wordt eens per vijf jaar opengesteld voor het publiek, het fort aan de Middenweg is verhuurd, en daarom niet toegankelijk.
Weidevogels
Weidevogels zijn vogels die in grasland broeden of er in de broedtijd hun voedsel zoeken. Bekende soorten zijn kievit, grutto, tureluur, kemphaan, watersnip, scholekster, zomertaling en kluut. Al deze soorten en nog veel meer komen in het Wormer- en Jisperveld voor. De grote variatie aan weidevogels is te danken aan het uitgekiende beheer dat Natuurmonumenten hier al tientallen jaren voert. De bodem wordt nat gehouden door Zaanse weidemolentjes die, als het nodig is, extra water inlaten. In de natte zachte bodem vinden de vogels wormen, larven en insecten. Om het bodemleven te stimuleren wordt in het voorjaar mest met stro uit de potstal over het land verspreid. Samen met de begrazing door een beperkt aantal runderen levert dat zompige, gehobbelde graslanden op, waar ook een veeleisende weidevogel als de kemphaan goed uit de voeten kan.
Deze website maakt gebruik van cookies om jouw websitebezoek 'slimmer' te maken en omwille van statistieken.
Meer weten? Lees onze cookie-verklaring of pas je instellingen aan.
Begaanbaar deel van een inundatie in de vorm van een hooggelegen terrein, een weg, (spoor)dijk of een waterweg.
Verdedigingswerk dat een acces verdedigt
Onderstel voor een vuurwapen
Ook wel bolwerk. Vijfhoekige uitbouw van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.
Samenvoeging van een aantal stukken geschut in één organisatie.
Door een aarden wal van de vijand afgeschermde weg waarlangs manschappen en materieel konden worden verplaatst.
Het door metselwerk, beton of grondlaag bestand zijn van een gebouw tegen geschutsvuur.
Beschutte plek van waaruit de verdedigers de vijand kunnen bestoken.
Granaat gevuld met hoogexplosieve springstof.
Een (lage) uitbouw in een gracht van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.
Ook wel schotbalksluis. Tijdelijke waterkering, door het stapelen van balken in uitsparingen, om het water van een inundatie tegen te houden.
Militaire oefening
Zijwaarts gericht vuur.Groot flankement: ondersteunend vuur naar de nevenforten. Klein flankement: vuur dat de eigen omgeving van het verdedigingwerk bestrijkt.
Naar de vijand gericht deel van een verdedigingsweg.
Een onderdeel van het leger dat o.a. als taak heeft om tijdelijke en permanente verdedigingswerken te bouwen. De naam is afgeleid van het Franse woord ingenieur.
(houten) Loods waarin artillerie- en geniemateriaal werd opgeslagen.
Verzamelnaam voor vuurmonden.
Flauw aflopend talud dat buiten de fortgracht ligt en dat vanaf de frontwal met vuur kan worden bestreken.
(Betonnen) onderkomen voor manschappen, in de jaren ’30 onder andere toegevoegd aan het oostfront van de Vesting Holland.
Pantserkoepel die tijdens het geven van vuur omhoog wordt geheven om in rust weer te verzinken en onzichtbaar te worden.
Tabel die is aangebracht naast de geschutsopening om de bedieners van het geschut inzicht te geven in afstanden tot de doelen en de daarmee samenhangende geschutshoeken.
Onderwaterzetting waarmee een vijand op afstand wordt gehouden.
Ook wel inlaatsluis. Sluis die is aangelegd met als doel om water in een bepaald gebied in te laten.
Ruimte die tegen vijandelijk vuur is gedekt en die is voorzien van een schietgat waarachter een vuurwapen wordt opgesteld.
Van de vijand afgekeerde zijde van een verdedigingswerk.
In de forten van de Stelling van Amsterdam is het een kazemat aan de keelzijde van een fort waarmee flankerend vuur op het voorterrein van de buurforten wordt gegeven en van waaruit de keelzijde wordt verdedigd.
Wet van januari 1853, waarin beperkingen waren opgenomen met betrekking tot het bouwen in de nabijheid van verdedigingswerken, de zgn. verboden kringen, om een vrij schootsveld te waarborgen.
Lineair stelsel van samenhangende verdedigingwerken.
Batterij die in de onmiddellijke nabijheid van een verdedigingswerk ligt en die taken uitvoert die vallen onder dit verdedigingswerk.
Waterzuiveringsinrichting die de kwaliteit van het drinkwater verbetert door er ijzer aan te onttrekken.
Stelling waarin terugtrekkende troepen kunnen worden opgenomen.
Batterij die achter pantserplaten is opgesteld.
Fort met één of meerdere gepantserde geschutsopstellingen.
Draaibare gepantserde geschutsopstelling.
Geschut voor frontaal vuur over grote afstand, direct gericht op de vijandelijke posities.
Vuur dat er op is gericht om vijandelijke artillerie uit te schakelen
Eenvoudig (tijdelijk) verdedigingswerk met kleine bezetting.
Ondergrondse, bomvrije verbindingsgang.
Laatste toevluchtsplek voor de verdedigers binnen een verdedigingswerk, dat zelfstandig kan worden verdedigd.
Bomvrije bergplaats voor geschut of ander onmisbaar materieel.
Gedeelte van en terrein dat onder vuur kan worden genomen.
Open binnenruimte van een fort.
Grondplan of plattegrond.
Benaming van het verband dat in 1922 ontstond door de samenvoeging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en het zuidelijk rivierenfront.
Wet van 18 april 1874 waarin de vestingwerken werden bepaald die deel uit gingen maken van de landsverdediging.
Aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien van een borstwering.