Ga direct naar inhoud

Deel via social media

100 jaar Schiphol en de Stelling

Een artikel uit het Noordhollands Dagblad
(Op de foto: Fort Uitermeer, een torenfort net als het vroegere Fort Schiphol)

SCHIPHOL - De nationale luchthaven Schiphol viert dit jaar het eeuwfeest. Op 19 september 1916 landden daar de eerste drie militaire toestellen. Voor toeristen en zakenlieden is het wel zo prettig dat de luchthaven zo dicht bij Amsterdam en andere steden ligt, terwijl elders in de wereld luchthavens op zoveel mogelijk afstand worden gebouwd. Hoe is dat zo gekomen?
Door Frans van den Berg - 2-1-2016, 16:09 (Update 2-1-2016, 17:20)

Fort Uitermeer

Welkom op de luchthaven van Zaandam. Die mededeling hoor je niet bij aankomst in Nederland, maar het had zomaar gekund.
De luchtmacht had namelijk in 1914 de Achtersluispolder in Zaandam gekozen als plek voor een vliegveld. Maar omdat het terrein in het voor- en najaar te drassig was, werd in 1916 uitgeweken naar een terrein nabij Fort Schiphol in Haarlemmermeer.
Dat de luchthaven Schiphol dit jaar het eeuwfeest viert, is een klein wonder. Het militaire veld werd later wel een burgerluchthaven, maar in 1938 werd nog strijd gevoerd om van de Waalhaven in Rotterdam de nationale luchthaven te maken en niet van Schiphol.
Rotterdam
Ook na de Tweede Wereldoorlog ging het touwtrekken door. Rotterdam wilde namelijk graag weer een eigen luchthaven (Waalhaven was vernietigd) en als compromis bedacht KLM-directeur Plesman om in het zuiden van Haarlemmermeer, bij Burgerveen, een nieuw vliegveld aan te leggen. In 1949 hakte de regering de knoop door en hield vast aan de huidige plek van Schiphol. Rotterdam kreeg in 1956 zijn eigen vliegveld: Zestienhoven (nu ook eigendom van Schiphol).
Schiphol bleef. Wel werden later plannen gemaakt voor een compleet nieuwe terminal met pieren en landingsbanen. Dat is waar de passagiers nog steeds aankomen en vertrekken. Discussies over een nieuw vliegveld in de Markerwaard, in Europoort of op de Noordzee liepen op niets uit: te duur. Het zou wel een oplossing zijn geweest voor de geluidsoverlast en de ambitie om meer vliegtuigen binnen te halen. Nu moet de groei beperkt blijven. Anderzijds roemen passagiers en het bedrijfsleven de compacte terminal en de korte reistijd naar Amsterdam.
De plek waar het in 1916 allemaal begon, is inmiddels omgedoopt in Schiphol-Oost. Daar vertrekken alleen nog zakenvliegtuigen, de Dakota’s voor rondvluchten, de politiehelikopters en de toestellen van de Kustwacht.
Drassig
Dat de landingsstrip in die honderd jaar is uitgegroeid tot een vooraanstaande internationale luchthaven met 296 bestemmingen en 58 miljoen passagiers, had kolonel Walaardt Sacré in zijn stoutste dromen niet kunnen bedenken. Hij kreeg van generaal Snijders de opdracht om een nieuw vliegterrein te zoeken omdat Zaandam te drassig was.
De zoektocht lijkt vreemd, omdat de Nederlandse Luchtmacht indertijd al een vliegveld had: Soesterberg. „Maar het Nederlandse leger was in die tijd in zo’n erbarmelijke staat, dat de legerleiding besloot om in het geval van een aanval zich geheel terug te trekken binnen de Stelling van Amsterdam. Soesterberg was te kwetsbaar omdat het net buiten de waterlinie lag. Daarom moest er ook een vliegveld binnen de stelling komen”, legt Arno van der Holst uit. Hij is hoofdredacteur van Verenigde Vleugels, het tijdschrift voor luchtvaarthistorie.
Stelling
De Stelling van Amsterdam bestaat uit 45 forten en batterijen, met daarbij een heel stelsel van dijken en sluizen om het omringende land onder water te zetten. Maar er waren ook opslagterreinen, radarstations, de Werkspoorfabriek, de vliegtuigfabrieken van Fokker en Trompenburg en de munitie- en wapenfabriek Hembrug. Direct naast deze wapenfabriek werd besloten het militaire vliegveld aan te leggen. Het vliegveld aan het Noordzeekanaal, zoals het werd genoemd, bestond uit een weiland met enkele vliegtuigtenten en één lichtmast. De lichte militaire toestellen konden toen makkelijk op een weiland landen en opstijgen.
Kolonel Walaardt Sacré wist een deal te sluiten met een boer bij Fort Schiphol. Twaalf hectare werd aangekocht en op 19 september 1916 was het terrein klaar voor de landing van de eerste drie militaire toestellen. „Omdat er niet teveel geld mocht worden uitgegeven, waren de voorzieningen ter plaatse redelijk primitief”, constateert Van der Holst. „Vliegers en monteurs moesten slapen in de stad en werden per vrachtwagen of taxi naar het terrein gebracht. Er stonden maar één lichtmast en vier houten loodsen. Water werd uit de Ringvaart gehaald. Pas na de Eerste Wereldoorlog kondigde zich een nieuw tijdperk aan met het snelle vervoer van post en personen via de lucht.”
In 1926 werd Schiphol officieel een burgervliegveld met militair medegebruik, waarbij de gemeente Amsterdam het vliegveld overnam van defensie. Amsterdam ging daarna het veld snel uitbreiden met het oog op de Olympische Spelen die twee jaar later plaatsvonden in de hoofdstad. Tegenwoordig is Amsterdam nog altijd voor twintig procent eigenaar van ’Amsterdam Airport Schiphol’. Het Rijk is nu grootaandeelhouder.

Kijk bij de veelgestelde vragen of maak een keuze hieronder.

U kunt nog 250 karakters intypen
Ben je geen robot? Los dit simpele sommetje op: *
16 + 7 =
Ook de gratis nieuwsbrief van de Stelling van Amsterdam ontvangen?
Schrijf je in  
naar boven

Begaanbaar deel van een inundatie in de vorm van een hooggelegen terrein, een weg, (spoor)dijk of een waterweg.

Verdedigingswerk dat een acces verdedigt

Onderstel voor een vuurwapen

Ook wel bolwerk. Vijfhoekige uitbouw van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.

Samenvoeging van een aantal stukken geschut in één organisatie.

Door een aarden wal van de vijand afgeschermde weg waarlangs manschappen en materieel konden worden verplaatst.

Het door metselwerk, beton of grondlaag bestand zijn van een gebouw tegen geschutsvuur.

Beschutte plek van waaruit de verdedigers de vijand kunnen bestoken.

Granaat gevuld met hoogexplosieve springstof.

Een (lage) uitbouw in een gracht van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.

Ook wel schotbalksluis. Tijdelijke waterkering, door het stapelen van balken in uitsparingen, om het water van een inundatie tegen te houden.

Militaire oefening

Zijwaarts gericht vuur.Groot flankement: ondersteunend vuur naar de nevenforten. Klein flankement: vuur dat de eigen omgeving van het verdedigingwerk bestrijkt.

Naar de vijand gericht deel van een verdedigingsweg.

Een onderdeel van het leger dat o.a. als taak heeft om tijdelijke en permanente verdedigingswerken te bouwen. De naam is afgeleid van het Franse woord ingenieur.

(houten) Loods waarin artillerie- en geniemateriaal werd opgeslagen.

Verzamelnaam voor vuurmonden.

Flauw aflopend talud dat buiten de fortgracht ligt en dat vanaf de frontwal met vuur kan worden bestreken.

(Betonnen) onderkomen voor manschappen, in de jaren ’30 onder andere toegevoegd aan het oostfront van de Vesting Holland.

Pantserkoepel die tijdens het geven van vuur omhoog wordt geheven om in rust weer te verzinken en onzichtbaar te worden.

Tabel die is aangebracht naast de geschutsopening om de bedieners van het geschut inzicht te geven in afstanden tot de doelen en de daarmee samenhangende geschutshoeken.

Onderwaterzetting waarmee een vijand op afstand wordt gehouden.

Ook wel inlaatsluis. Sluis die is aangelegd met als doel om water in een bepaald gebied in te laten.

Ruimte die tegen vijandelijk vuur is gedekt en die is voorzien van een schietgat waarachter een vuurwapen wordt opgesteld.

Van de vijand afgekeerde zijde van een verdedigingswerk.

In de forten van de Stelling van Amsterdam is het een kazemat aan de keelzijde van een fort waarmee flankerend vuur op het voorterrein van de buurforten wordt gegeven en van waaruit de keelzijde wordt verdedigd.

Wet van januari 1853, waarin beperkingen waren opgenomen met betrekking tot het bouwen in de nabijheid van verdedigingswerken, de zgn. verboden kringen, om een vrij schootsveld te waarborgen.

Lineair stelsel van samenhangende verdedigingwerken.

Batterij die in de onmiddellijke nabijheid van een verdedigingswerk ligt en die taken uitvoert die vallen onder dit verdedigingswerk.

Waterzuiveringsinrichting die de kwaliteit van het drinkwater verbetert door er ijzer aan te onttrekken.

Stelling waarin terugtrekkende troepen kunnen worden opgenomen.

Batterij die achter pantserplaten is opgesteld.

Fort met één of meerdere gepantserde geschutsopstellingen.

Draaibare gepantserde geschutsopstelling.

Geschut voor frontaal vuur over grote afstand, direct gericht op de vijandelijke posities.

Vuur dat er op is gericht om vijandelijke artillerie uit te schakelen

Eenvoudig (tijdelijk) verdedigingswerk met kleine bezetting.

Ondergrondse, bomvrije verbindingsgang.

Laatste toevluchtsplek voor de verdedigers binnen een verdedigingswerk, dat zelfstandig kan worden verdedigd.

Bomvrije bergplaats voor geschut of ander onmisbaar materieel.

Gedeelte van en terrein dat onder vuur kan worden genomen.

Open binnenruimte van een fort.

Grondplan of plattegrond.

Benaming van het verband dat in 1922 ontstond door de samenvoeging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en het zuidelijk rivierenfront.

Wet van 18 april 1874 waarin de vestingwerken werden bepaald die deel uit gingen maken van de landsverdediging.

Aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien van een borstwering.