Ga direct naar inhoud

1907 - 1914

De tweede bouwperiode

Met de forten uit de tweede bouwperiode naderde de Stelling zijn voltooiing. Het standaardontwerp werd verbeterd op een aantal punten. De hefkoepelgebouwtjes waren nu door een poterne verbonden met het hoofdgebouw. Ook werd de toegang tot het terreplein verbeterd doordat het voorgebouw door een poterne werd verbonden met een mitrailleurblok aan de frontwal. Deze frontwal was ook voorzien van extra mitrailleuropstellingen.

Schetsontwerp voor het Fort benoorden Purmerend (1908)

Het verbeterde standaardontwerp

De forten die volgens dit verbeterde standaardontwerp zijn gebouwd: Fort bij Uithoorn (1911), Fort Waver-Amstel (1911), Fort benoorden Purmerend (1912), Fort aan de Nekkerweg (1912), Fort aan de Middenweg (1914), Fort aan de Jisperweg (1914). De beide laatste forten werden uitgerust met één hefkoepel in het frontgebouw. Op de hoeken werden extra mitrailleuropstellingen geplaatst.

Het Fort aan de Drecht (1911) en het Fort bij Edam (1912) bezaten geen hefkoepels, maar kregen een kazemat met pantserplaat waarachter mitrailleurs waren opgesteld.

Het enige fort in het noordelijk deel van de Stelling dat nog moest worden afgebouwd was het Fort bij Kwadijk. Sinds 1895 lag hier een verdedigbaar aardwerk. In 1913 begon men met de fundering van het fort. Maar het werk werd aan het begin van de Eerste Wereldoorlog gestaakt.
Schetsontwerp voor een Fort bij Kwadijk (1910)

Fort bij Edam

Schetsontwerp Fort bij Edam
Pantserplaat Fort bij Edam
Pantserplaat Fort bij Edam

Fort bij Spijkerboor

Fort bij Spijkerboor (1912) vormt in deze periode de grote uitzondering op het standaardontwerp. Het fort kwam te liggen in de zuidwestelijke hoek van de Beemster bij een belangrijk knooppunt van waterwegen. Net als bij het Fort bij Hoofddorp kreeg het fort door de vooruitgeschoven positie een binnenwaartse knik en kon er zo worden volstaan met één keelkazemat. Fort bij Spijkerboor kreeg eveneens een verdieping. Maar de grootste afwijking werd gevormd door pantserkoepel met twee snel vurende kanonnen van 10 cm. De kanonnen hadden een bereik van 15 km. Daarmee werd het fort het noordelijke Hoofdsteunpunt van de Stelling
Fort bij Spijkerboor
Keelzijde en pantserkoepel Fort bij Spijkerboor
Pantserkoepel Fort bij Spijkerboor
Pantserkoepel Fort bij Spijkerboor

Het oostelijk front

Het oostelijk front van de Stelling behoorde oorspronkelijk tot het noordelijk front van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Vanaf 1892 werden delen van dit front onder bevel van de Commandant van de Stelling van Amsterdam geplaatst. Fort bij Hinderdam en Fort Uitermeer waren de laatste onderdelen die in 1913 onder bevel van de Stellingcommandant kwamen.

Dit front baarde de legerleiding de nodige zorgen. De laatste verbeteringen aan dit front dateerden van 1877 toen het Muizenfort in Muiden werd opgeleverd en van 1880 toen een remise op het Fort bij Hinderdam werd gebouwd. Dit waren gemetselde gebouwen, die door de ontwikkeling van de brisantgranaat midden jaren ’80 van de 19e eeuw al niet meer als ‘bomvrij’ konden worden beschouwd.

Vanaf 1910 ontwikkelde men ontwerpen voor het verbeteren van de forten bij Hinderdam en Uitermeer. Ook voor het Fort Abcoude, het zuidelijke hoofdsteunpunt van de Stelling, lag een verbeterd ontwerp klaar. De fortontwerpen bleven door geldgebrek op de tekentafel steken.

Schetsontwerp voor eene grootflankementsbatterij op het Fort Hinderdam
Schetsontwerp voor eene grootflankementsbatterij op het Fort Hinderdam
Schetsontwerp voor het wijzigen van het Fort Uitermeer
Schetsontwerp voor het wijzigen van het Fort Uitermeer
Schetsontwerp voor het wijzigen van het Fort te Abcoude (1910)

Fort Coehoorn

De meest ingrijpende verbetering van het oostelijk front was het ontwerp van een groot pantserfort bij Muiderberg in 1912: Fort Coehoorn. Dit fort, dat uitgevoerd zou worden in gewapend beton, kreeg in het ontwerp twee grote en drie kleine pantserkoepels. Het zou het grootste fort van de Stelling worden. Het fort lag dan ook op een strategisch belangrijke plaats: Muiderberg, dat ten opzichte van het omringende land hoog ligt. Dit was een plek die zeker niet in vijandelijke handen mocht vallen. Van hieruit kon de taak van de laaggelegen vesting Naarden beter worden uitgevoerd: versperring van een vijandelijke doortocht. In 1913 werden de palen in de grond geslagen, maar in 1914 bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog werd het werk gestaakt. In 1923 werd het Fort Coehoorn als vestingwerk opgeheven. De fortwachterswoning is het enige overgebleven element.
Ontwerp Fort Coehoorn
Ontwerp Fort Coehoorn bij  Muiderberg
Vorige                                                                                                                              Volgende

Kijk bij de veelgestelde vragen of maak een keuze hieronder.

U kunt nog 250 karakters intypen
Ben je geen robot? Los dit simpele sommetje op: *
6 + 3 =
Ook de gratis nieuwsbrief van de Stelling van Amsterdam ontvangen?
Schrijf je in  
naar boven

Begaanbaar deel van een inundatie in de vorm van een hooggelegen terrein, een weg, (spoor)dijk of een waterweg.

Verdedigingswerk dat een acces verdedigt

Onderstel voor een vuurwapen

Ook wel bolwerk. Vijfhoekige uitbouw van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.

Samenvoeging van een aantal stukken geschut in één organisatie.

Door een aarden wal van de vijand afgeschermde weg waarlangs manschappen en materieel konden worden verplaatst.

Het door metselwerk, beton of grondlaag bestand zijn van een gebouw tegen geschutsvuur.

Beschutte plek van waaruit de verdedigers de vijand kunnen bestoken.

Granaat gevuld met hoogexplosieve springstof.

Een (lage) uitbouw in een gracht van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.

Ook wel schotbalksluis. Tijdelijke waterkering, door het stapelen van balken in uitsparingen, om het water van een inundatie tegen te houden.

Militaire oefening

Zijwaarts gericht vuur.Groot flankement: ondersteunend vuur naar de nevenforten. Klein flankement: vuur dat de eigen omgeving van het verdedigingwerk bestrijkt.

Naar de vijand gericht deel van een verdedigingsweg.

Een onderdeel van het leger dat o.a. als taak heeft om tijdelijke en permanente verdedigingswerken te bouwen. De naam is afgeleid van het Franse woord ingenieur.

(houten) Loods waarin artillerie- en geniemateriaal werd opgeslagen.

Verzamelnaam voor vuurmonden.

Flauw aflopend talud dat buiten de fortgracht ligt en dat vanaf de frontwal met vuur kan worden bestreken.

(Betonnen) onderkomen voor manschappen, in de jaren ’30 onder andere toegevoegd aan het oostfront van de Vesting Holland.

Pantserkoepel die tijdens het geven van vuur omhoog wordt geheven om in rust weer te verzinken en onzichtbaar te worden.

Tabel die is aangebracht naast de geschutsopening om de bedieners van het geschut inzicht te geven in afstanden tot de doelen en de daarmee samenhangende geschutshoeken.

Onderwaterzetting waarmee een vijand op afstand wordt gehouden.

Ook wel inlaatsluis. Sluis die is aangelegd met als doel om water in een bepaald gebied in te laten.

Ruimte die tegen vijandelijk vuur is gedekt en die is voorzien van een schietgat waarachter een vuurwapen wordt opgesteld.

Van de vijand afgekeerde zijde van een verdedigingswerk.

In de forten van de Stelling van Amsterdam is het een kazemat aan de keelzijde van een fort waarmee flankerend vuur op het voorterrein van de buurforten wordt gegeven en van waaruit de keelzijde wordt verdedigd.

Wet van januari 1853, waarin beperkingen waren opgenomen met betrekking tot het bouwen in de nabijheid van verdedigingswerken, de zgn. verboden kringen, om een vrij schootsveld te waarborgen.

Lineair stelsel van samenhangende verdedigingwerken.

Batterij die in de onmiddellijke nabijheid van een verdedigingswerk ligt en die taken uitvoert die vallen onder dit verdedigingswerk.

Waterzuiveringsinrichting die de kwaliteit van het drinkwater verbetert door er ijzer aan te onttrekken.

Stelling waarin terugtrekkende troepen kunnen worden opgenomen.

Batterij die achter pantserplaten is opgesteld.

Fort met één of meerdere gepantserde geschutsopstellingen.

Draaibare gepantserde geschutsopstelling.

Geschut voor frontaal vuur over grote afstand, direct gericht op de vijandelijke posities.

Vuur dat er op is gericht om vijandelijke artillerie uit te schakelen

Eenvoudig (tijdelijk) verdedigingswerk met kleine bezetting.

Ondergrondse, bomvrije verbindingsgang.

Laatste toevluchtsplek voor de verdedigers binnen een verdedigingswerk, dat zelfstandig kan worden verdedigd.

Bomvrije bergplaats voor geschut of ander onmisbaar materieel.

Gedeelte van en terrein dat onder vuur kan worden genomen.

Open binnenruimte van een fort.

Grondplan of plattegrond.

Benaming van het verband dat in 1922 ontstond door de samenvoeging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en het zuidelijk rivierenfront.

Wet van 18 april 1874 waarin de vestingwerken werden bepaald die deel uit gingen maken van de landsverdediging.

Aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien van een borstwering.