Begaanbaar deel van een inundatie in de vorm van een hooggelegen terrein, een weg, (spoor)dijk of een waterweg.
Accespost
Verdedigingswerk dat een acces verdedigt
Affuit
Onderstel voor een vuurwapen
b
Bastion
Ook wel bolwerk. Vijfhoekige uitbouw van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.
Batterij
Samenvoeging van een aantal stukken geschut in één organisatie.
Bedekte weg (of gedekte weg)
Door een aarden wal van de vijand afgeschermde weg waarlangs manschappen en materieel konden worden verplaatst.
Bomvrij
Het door metselwerk, beton of grondlaag bestand zijn van een gebouw tegen geschutsvuur.
Borstwering
Beschutte plek van waaruit de verdedigers de vijand kunnen bestoken.
Brisantgranaat
Granaat gevuld met hoogexplosieve springstof.
c
Caponnière
Een (lage) uitbouw in een gracht van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.
d
Damsluis
Ook wel schotbalksluis. Tijdelijke waterkering, door het stapelen van balken in uitsparingen, om het water van een inundatie tegen te houden.
e
Exercitie
Militaire oefening
f
Flankement
Zijwaarts gericht vuur.Groot flankement: ondersteunend vuur naar de nevenforten. Klein flankement: vuur dat de eigen omgeving van het verdedigingwerk bestrijkt.
Front
Naar de vijand gericht deel van een verdedigingsweg.
g
Genie
Een onderdeel van het leger dat o.a. als taak heeft om tijdelijke en permanente verdedigingswerken te bouwen. De naam is afgeleid van het Franse woord ingenieur.
Genieloods
(houten) Loods waarin artillerie- en geniemateriaal werd opgeslagen.
Geschut
Verzamelnaam voor vuurmonden.
Glacis
Flauw aflopend talud dat buiten de fortgracht ligt en dat vanaf de frontwal met vuur kan worden bestreken.
Groepsschuilplaats
(Betonnen) onderkomen voor manschappen, in de jaren ’30 onder andere toegevoegd aan het oostfront van de Vesting Holland.
h
Hefkoepel
Pantserkoepel die tijdens het geven van vuur omhoog wordt geheven om in rust weer te verzinken en onzichtbaar te worden.
i
Insteltabel
Tabel die is aangebracht naast de geschutsopening om de bedieners van het geschut inzicht te geven in afstanden tot de doelen en de daarmee samenhangende geschutshoeken.
Inundatie
Onderwaterzetting waarmee een vijand op afstand wordt gehouden.
Inundatiesluis
Ook wel inlaatsluis. Sluis die is aangelegd met als doel om water in een bepaald gebied in te laten.
k
Kazemat
Ruimte die tegen vijandelijk vuur is gedekt en die is voorzien van een schietgat waarachter een vuurwapen wordt opgesteld.
Keel
Van de vijand afgekeerde zijde van een verdedigingswerk.
Keelkazemat
In de forten van de Stelling van Amsterdam is het een kazemat aan de keelzijde van een fort waarmee flankerend vuur op het voorterrein van de buurforten wordt gegeven en van waaruit de keelzijde wordt verdedigd.
Kringenwet
Wet van januari 1853, waarin beperkingen waren opgenomen met betrekking tot het bouwen in de nabijheid van verdedigingswerken, de zgn. verboden kringen, om een vrij schootsveld te waarborgen.
l
Linie
Lineair stelsel van samenhangende verdedigingwerken.
n
Nevenbatterij
Batterij die in de onmiddellijke nabijheid van een verdedigingswerk ligt en die taken uitvoert die vallen onder dit verdedigingswerk.
o
Ontijzeringsinrichting
Waterzuiveringsinrichting die de kwaliteit van het drinkwater verbetert door er ijzer aan te onttrekken.
Opnamestelling
Stelling waarin terugtrekkende troepen kunnen worden opgenomen.
p
Pantserbatterij
Batterij die achter pantserplaten is opgesteld.
Pantserfort
Fort met één of meerdere gepantserde geschutsopstellingen.
Pantserkoepel
Draaibare gepantserde geschutsopstelling.
Positiegeschut
Geschut voor frontaal vuur over grote afstand, direct gericht op de vijandelijke posities.
Positievuur
Vuur dat er op is gericht om vijandelijke artillerie uit te schakelen
Post
Eenvoudig (tijdelijk) verdedigingswerk met kleine bezetting.
Poterne
Ondergrondse, bomvrije verbindingsgang.
r
Reduit
Laatste toevluchtsplek voor de verdedigers binnen een verdedigingswerk, dat zelfstandig kan worden verdedigd.
Remise
Bomvrije bergplaats voor geschut of ander onmisbaar materieel.
s
Schootsveld
Gedeelte van en terrein dat onder vuur kan worden genomen.
t
Terreplein
Open binnenruimte van een fort.
Tracé
Grondplan of plattegrond.
v
Vesting Holland
Benaming van het verband dat in 1922 ontstond door de samenvoeging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en het zuidelijk rivierenfront.
Vestingwet
Wet van 18 april 1874 waarin de vestingwerken werden bepaald die deel uit gingen maken van de landsverdediging.
w
Wal
Aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien van een borstwering.
Begaanbaar deel van een inundatie in de vorm van een hooggelegen terrein, een weg, (spoor)dijk of een waterweg.
Verdedigingswerk dat een acces verdedigt
Onderstel voor een vuurwapen
Ook wel bolwerk. Vijfhoekige uitbouw van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.
Samenvoeging van een aantal stukken geschut in één organisatie.
Door een aarden wal van de vijand afgeschermde weg waarlangs manschappen en materieel konden worden verplaatst.
Het door metselwerk, beton of grondlaag bestand zijn van een gebouw tegen geschutsvuur.
Beschutte plek van waaruit de verdedigers de vijand kunnen bestoken.
Granaat gevuld met hoogexplosieve springstof.
Een (lage) uitbouw in een gracht van waaruit flankerend vuur kan worden gegeven.
Ook wel schotbalksluis. Tijdelijke waterkering, door het stapelen van balken in uitsparingen, om het water van een inundatie tegen te houden.
Militaire oefening
Zijwaarts gericht vuur.Groot flankement: ondersteunend vuur naar de nevenforten. Klein flankement: vuur dat de eigen omgeving van het verdedigingwerk bestrijkt.
Naar de vijand gericht deel van een verdedigingsweg.
Een onderdeel van het leger dat o.a. als taak heeft om tijdelijke en permanente verdedigingswerken te bouwen. De naam is afgeleid van het Franse woord ingenieur.
(houten) Loods waarin artillerie- en geniemateriaal werd opgeslagen.
Verzamelnaam voor vuurmonden.
Flauw aflopend talud dat buiten de fortgracht ligt en dat vanaf de frontwal met vuur kan worden bestreken.
(Betonnen) onderkomen voor manschappen, in de jaren ’30 onder andere toegevoegd aan het oostfront van de Vesting Holland.
Pantserkoepel die tijdens het geven van vuur omhoog wordt geheven om in rust weer te verzinken en onzichtbaar te worden.
Tabel die is aangebracht naast de geschutsopening om de bedieners van het geschut inzicht te geven in afstanden tot de doelen en de daarmee samenhangende geschutshoeken.
Onderwaterzetting waarmee een vijand op afstand wordt gehouden.
Ook wel inlaatsluis. Sluis die is aangelegd met als doel om water in een bepaald gebied in te laten.
Ruimte die tegen vijandelijk vuur is gedekt en die is voorzien van een schietgat waarachter een vuurwapen wordt opgesteld.
Van de vijand afgekeerde zijde van een verdedigingswerk.
In de forten van de Stelling van Amsterdam is het een kazemat aan de keelzijde van een fort waarmee flankerend vuur op het voorterrein van de buurforten wordt gegeven en van waaruit de keelzijde wordt verdedigd.
Wet van januari 1853, waarin beperkingen waren opgenomen met betrekking tot het bouwen in de nabijheid van verdedigingswerken, de zgn. verboden kringen, om een vrij schootsveld te waarborgen.
Lineair stelsel van samenhangende verdedigingwerken.
Batterij die in de onmiddellijke nabijheid van een verdedigingswerk ligt en die taken uitvoert die vallen onder dit verdedigingswerk.
Waterzuiveringsinrichting die de kwaliteit van het drinkwater verbetert door er ijzer aan te onttrekken.
Stelling waarin terugtrekkende troepen kunnen worden opgenomen.
Batterij die achter pantserplaten is opgesteld.
Fort met één of meerdere gepantserde geschutsopstellingen.
Draaibare gepantserde geschutsopstelling.
Geschut voor frontaal vuur over grote afstand, direct gericht op de vijandelijke posities.
Vuur dat er op is gericht om vijandelijke artillerie uit te schakelen
Eenvoudig (tijdelijk) verdedigingswerk met kleine bezetting.
Ondergrondse, bomvrije verbindingsgang.
Laatste toevluchtsplek voor de verdedigers binnen een verdedigingswerk, dat zelfstandig kan worden verdedigd.
Bomvrije bergplaats voor geschut of ander onmisbaar materieel.
Gedeelte van en terrein dat onder vuur kan worden genomen.
Open binnenruimte van een fort.
Grondplan of plattegrond.
Benaming van het verband dat in 1922 ontstond door de samenvoeging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Stelling van Amsterdam en het zuidelijk rivierenfront.
Wet van 18 april 1874 waarin de vestingwerken werden bepaald die deel uit gingen maken van de landsverdediging.
Aarden ophoging rond een verdedigingswerk, voorzien van een borstwering.